Het eerste ontwerp in 2009 van beeldhouwer Ton Mooy van een drieluik over Johan van Oldenbarnevelt aan de grachtenwand in het centrum van Amersfoort, is nooit uitgevoerd. De Stichting Open Oog heeft de draad in de loop van 2014 weer opgepakt en opdracht gegeven tot de uitvoering van een nieuw plan. In de kadewand ter hoogte van het ‘Huis met de Paarsche Ruitjes’ zal een zandstenen reliëf met een bronzen tekstpaneel worden aangebracht. In dit werk wordt Johan van Oldenbarnevelt, steunend op zijn stok afgebeeld op het moment dat zijn terechtstelling door onthoofding zal worden voltrokken op het Binnenhof in ´s-Gravenhage. Daarnaast is het gedicht `t Stokske` van Joost van den Vondel opgenomen. De scheidslijn tussen de beide panelen op dit diptiek wordt gevormd door een één-op-één replica in brons van het Stokske dat in Museum Flehite wordt bewaard. De Stichting Open Oog heeft hiervoor van allerlei kanten geld ingezameld om dit werk dat ontworpen en gemaakt is door de Amersfoortse beeldhouwer Ton Mooy mogelijk te maken.
Op Open monumentendag, 12 September 2015, is dit kunstwerk door burgemeester Lucas Bolsius onthuld in het atelier van Ton Mooy en op 18 juni 2016 in de grachtenwand geplaatst nabij het ‘Huis met de Paarse Ruiten’ aan de Zuidsingel 38 in Amersfoort.
Over Johan van Oldenbarnevelt
(* Amersfoort 1547 – † Den Haag 1619):
Studeerde aan de Latijnse School in Amersfoort, werd later raadpensionaris van de Staten-Generaal tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hij werkte lange tijd samen met Maurits van Oranje maar werd het slachtoffer van een door Maurits beheerst politiek proces en daaropvolgende executie. Hij groeide op in het huis Bollenburg (Muurhuizen 17-19) te Amersfoort. In 1564 vertrok hij naar Den Haag om bij een advocaat te werken. In de volgende jaren studeerde hij rechten in Leuven (1566), Bourges (1566-67), Keulen (1567), Heidelberg (1568) en Padua (1569). Een theologisch meningsverschil over predestinatie tussen de twee Leidse hoogleraren Jacobus Arminius en Franciscus Gomarus leidde tot een breuk in de Nederduits Gereformeerde Kerk (later Nederlandse Hervormde Kerk). Rond 1610 ging deze kwestie een politieke rol spelen. Prins Maurits pleegde hierop een staatsgreep.
Hij liet op 29 augustus 1618 Johan van Oldenbarnevelt, en zijn medestanders Hugo de Groot, Rombout Hogerbeets en Gilles van Leedenberch, arresteren op verdenking van hoogverraad. Door het ontslag van politieke tegenstanders wist hij een bijzondere politieke rechtbank van 24 rechters in te stellen die Van Oldenbarnevelt ter dood veroordeelden. Een dag na zijn veroordeling, op 13 mei 1619 werd hij op het Binnenhof in Den Haag op 71-jarige leeftijd door zijn beul mr. Hans Pruijm, tussen 1604 en 1621 scherprechter te Utrecht, onthoofd. Tot het publiek sprak hij op het schavot de beroemde woorden: Mannen, gelooft niet dat ik een landverrader ben, ik heb oprecht en vroom gehandeld, als een goede patriot, en zo zal ik sterven.
Zijn allerlaatste woorden waren: `Maak het kort, maak het kort`. Lang werd aangenomen dat deze woorden aan de scherprechter (beul) gericht waren, maar hij zei het waarschijnlijk tegen zijn secretaris, Jan Francken.
Toen de landsadvocaat in de ochtend van 13 mei het schavot beklom, steunde hij op zijn later zo legendarisch geworden stokje. Oldenbarnevelts knecht Jan Francken was de eerste die dit detail in zijn memoires vermeldde. Nadat Joost van den Vondel in 1657 zijn gedicht `Het Stockske van Johan van Oldenbarnevelt` aan het ‘Stokske’ wijdde, werd het een metafoor voor Oldenbarnevelts onrechtvaardige vonnis en ‘gerechtelijke moord’. Generaties Nederlanders zijn met Vondels gevleugelde woorden grootgebracht, waardoor het stokje onderdeel is geworden van de collectieve herinnering.
Dankzij Vondels gedicht en de overlevering van Jan Francken werd het stokje zelfbeen befaamd relikwie uit de vaderlandse geschiedenis. Al in de zeventiende eeuw waren er verschillende ‘orginele’ versies van het stokje in omloop. Aanvankelijk leden deze relieken een tamelijk onopgemerkt bestaan, omdat ze als particulier bezit in familiekring werden gekoesterd of vereerd. In de negentiende en twintigste eeuw kwamen deze stokjes - niet zelden voorzien van een ‘echtheidsverklaring’ - stuk voor stuk terecht bij musea en bibliotheken. Vandaag de dag zijn er drie, waarvan die in museum Flehite in Amersfoort vanzelfsprekend de enige `echte` is.
Volg de nieuwsbrief van de
STICHTING JOHAN VAN OLDENBARNEVELT 2019 i.o.!
Ton Mooy (* 1948), beeldhouwer
Leerde het vak in de praktijk en werd steenhouwer bij een restauratiebedrijf. Begin jaren tachtig raakte hij als restauratiebeeldhouwer betrokken bij de restauratie van de Sint Jan in ‘s-Hertogenbosch. In 1983 startte Mooy zijn eigen atelier. Mooy en zijn atelier waren onder andere verantwoordelijk voor de restauratie van het Monument voor koningin Emma (Den Haag) (2001) en de Stedemaagd (Amsterdam) en maakten voor Amersfoort een serie Waterspuwers.
TonMooy.nl
Ton Mooy - Wikipedia